Terwijl de digitale economie zich steeds sneller ontwikkelt, worstelen beleidsmakers wereldwijd met de vraag hoe ze arbeidskrachten moeten voorbereiden op de vierde industriële revolutie. Welke nieuwe technologieën en wetenschappelijke doorbraken de wereld de komende decennia zullen veranderen, weten we niet, maar één ding is zeker: voor de economieën van de toekomst zijn arbeidskrachten nodig die kunnen nadenken, analyseren en samenwerken en die zich snel kunnen aanpassen aan innovatie. De beste investering die je als samenleving kunt doen, is er dus voor zorgen dat de toekomstige beroepsbevolking deze vaardigheden heeft, en dat begint bij vroeg investeren in de ontwikkeling van de hersenen van jonge mensen.
Investeren in de eerste levensjaren van een kind verandert niet alleen het leven van het kind; het kan ook de groei en concurrentiepositie van een land veranderen. Dankzij groeiend wetenschappelijk bewijs weten we beter dan ooit dat investeringen die worden gedaan in de vroege kindertijd – met name de eerste 1000 levensdagen, wanneer de groei van de hersenen een piek doormaakt – essentieel zijn om kinderen te helpen zichzelf volledig te ontplooien en te ontkomen aan de vicieuze cirkel van armoede.
Toch groeien miljoenen kinderen op dit moment op in kansloze situaties. De cognitieve, lichamelijke en sociaalemotionele ontwikkeling van naar schatting 43% van de kinderen tot 5 jaar uit lage- en middeninkomen landen dreigt blijvend te worden geremd door ondervoeding, het ontbreken van een stimulerende omgeving en onderwijs in de eerste levensjaren of blootstelling aan geweld en verwaarlozing (Black et al., 2016). De miljoenen kinderen die opgroeien in oorlogsgebieden of op de vlucht zijn voor geweld, lopen met name risico als gevolg van de hoge stressniveaus die zij ervaren.
Als kinderen tijdens de eerste 1000 dagen van hun leven, die cruciaal zijn voor de ontwikkeling van hun hersenen, niet de juiste zorg en aandacht krijgen, zullen ze nooit volledig kunnen profiteren van het onderwijs dat ze later volgen, waardoor hun vermogen om inkomen te genereren met maar liefst een kwart zal afnemen (Black et al., 2016). Moeders in achterstandsituaties en ondervoede moeders hebben driemaal meer kans op een ondervoede baby (Victora et al., 2008), waardoor een vicieuze cirkel van armoede die van generatie op generatie wordt doorgegeven, in stand blijft.
Op maatschappelijk niveau remt een gebrekkige ontwikkeling in de vroege kindertijd de economische groei, met als gevolg meer ongelijkheid, wat op haar beurt vaak leidt tot onrust. De Wereldbank schat dat het BBP per hoofd van de bevolking in Afrika ten zuiden van de Sahara en Zuid-Azië 9 of 10% hoger zou zijn als die landen, toen de huidige werkende generatie opgroeide, chronische ondervoeding hadden teruggedrongen. Wereldwijd is dat percentage 7% (Galasso et al., 2017).
De kosten van inactiviteit zullen alleen maar toenemen omdat economieën in de toekomst steeds meer zullen inzetten op cognitieve vaardigheden. Als deze trend doorzet, vrees ik dat veel landen in de toekomst veroordeeld zullen zijn tot kwetsbaarheid, conflicten, geweld, extremisme en migratie. Een investering in de ontwikkeling van de hersenen is in feite een investering in het verminderen van onzekerheid in grote delen van de wereld.
Het is duidelijk dat extreme armoede alleen gestopt kan worden en gedeelde welvaart alleen gestimuleerd kan worden als we ieder kind helpen zichzelf volledig te ontplooien. We moeten daarom acuut investeren in het stimuleren van de fysieke, cognitieve, linguïstische en sociale ontwikkeling, niet alleen in lage-inkomen landen maar ook in middeninkomen landen waar de nood hoog is.
Er is gelukkig veel kennis beschikbaar over wat werkt en welke investeringen het meeste effect hebben. Onderzoek wijst in toenemende mate uit dat de beste manier om het potentieel van een kind te realiseren, een geïntegreerde, sector overstijgende aanpak is die liefhebbende zorg en hechting bevordert, leren aanmoedigt en kinderen beschermt tegen ziekte, geweld en stress.
Nationale methoden die gezinnen de tijd, de middelen en de vaardigheden geven om die zorg en hechting te bieden, zijn het meest doeltreffend. Ze richten zich op de kwetsbaarste jonge gezinnen en bieden deze een zeer doeltreffend pakket maatregelen aan die de dienstverlening stroomlijnt en een maximale kostenbesparing realiseert. De Wereldbank heeft in samenwerking met een aantal partners op basis van de meest recente kennis vijf van dergelijke pakketten ontwikkeld, waarin 25 diensten voor gezinnen met jonge kinderen worden gecombineerd. Deze pakketten vragen om een totaalaanpak van overheden, waarbij de dienstverlening in verschillende sectoren – gezondheid, voeding, onderwijs, sociale bescherming, milieubehoud, water en sanitatie – wordt gecoördineerd.
Investeringen in de eerste 1000 levensdagen zijn het meest doeltreffend, maar toegang tot voorschools onderwijs garandeert dat kinderen zich zonder onderbreking zullen blijven ontwikkelen. Voorschools onderwijs is effectief gebleken in het aanleren van de vaardigheden om op school te slagen, maar wereldwijd heeft nog niet de helft van de drie tot zesjarige kinderen toegang tot voorschools onderwijs. In Afrika ten zuiden van de Sahara is dat percentage zelfs maar 20% (UNESCO, online).
Senegal toont aan tot welke opzienbare resultaten een gecoördineerde totaalaanpak van de eerste levensjaren kan leiden. Dankzij sterk politiek leiderschap op de hoogste niveaus heeft Senegal in samenwerking met NGO’s en een uitgebreid netwerk van vrijwilligers uit de gemeenschap een systeem van dienstverlening ingevoerd. Het land heeft zijn groeiachterstand teruggebracht van ruim 30% eind jaren 90 van de vorige eeuw tot circa 18 à 19% in 2014, een van de laagste cijfers in Afrika ten zuiden van de Sahara (Wereldgezondheidsorganisatie, online).
Het beste nieuws is dat de opzienbarende resultaten die in Senegal zijn bereikt, haalbaar zijn met goedkope interventies. Met behulp van relatief bescheiden investeringen in de eerste levensjaren wordt niet alleen de ontwikkeling van jonge kinderen gestimuleerd, maar worden andere ontwikkelingsmaatregelen ook doeltreffender en wordt de groei jarenlang gestimuleerd. De Wereldbank schat dat het opschalen van maatregelen voor het terugdringen van chronische ondervoeding voor 90% van de wereldbevolking gedurende de komende tien jaar USD 7 miljard per jaar kost (slechts USD 10 per kind per jaar) (Sherkar et al., 2016) en een rendement oplevert van 15-24%, met een gemiddelde kosten-batenverhouding van 15 tot 1 (Galasso et al., 2017). Andere investeringen in de ontwikkeling van jonge kinderen leveren een vergelijkbaar rendement op. Zo zal iedere dollar die wordt besteed aan hoogwaardige voorschoolse onderwijsprogramma’s een rendement hebben van USD 6 à 17 (Engle et al., 2011).
De volgende uitdaging is het creëren van de politieke wil om voorrang te geven aan beleidsveranderingen, samenwerking tussen sectoren en investeringen om te garanderen dat ieder kind de kans heeft om volwaardig kind te zijn. De Wereldbank heeft er samen met regeringen voor gezorgd dat ieder land waar wij actief zijn, beschikt over een sterke landelijke aanpak en de capaciteit heeft om bewezen interventies op te schalen. Het belang van de ontwikkeling van jonge kinderen wordt door steeds meer beleidsmakers erkend, maar we hebben meer publiciteit en, vooral, meer middelen nodig.
Om het onderwerp hoog op de agenda te houden, organiseerde de Wereldbank in oktober 2016 een Human Capital Summit on Investing in the Early Years for Growth and Productivity (Top over menselijk kapitaal met betrekking tot investeren in de jonge jaren voor groei en productiviteit), waar ministers van Financiën uit negen landen een pleidooi hielden voor betere voedings-, gezondheids- en onderwijsprogramma’s voor jonge kinderen.
Gezien de omvang van het probleem en de noodzaak tot een snelle opschaling van oplossingen hebben we krachtige samenwerkingsverbanden nodig. We zijn bemoedigd door de groeiende gemeenschap die pleit voor de ontwikkeling van jonge kinderen en die financieel te hulp schiet. De Global Financing Facility, het Every Woman Every Child-initiatief, de Early Learning Partnership, de End Violence Against Children Partnership deScaling Up Nutrition en de Power of Nutrition zijn hierin belangrijke samenwerkingsverbanden.
Voortbordurend op deze initiatieven hebben de Wereldbank en UNICEF in april 2016 het Early Childhood Development Action Network (ECDAN) opgericht, een platform waar we gezamenlijk publiciteit kunnen zoeken, kunnen leren en monitoren en waar we gezamenlijk rekenschap kunnen afleggen. De kracht van dit netwerk van vooraanstaande partijen uit de publieke en private sector, de burgermaatschappij, universiteit, beroepsorganisaties, stichtingen, donorinstanties en lokale gemeenschappen, is gelegen in zijn diversiteit.
Iedere partij heeft een rol van betekenis. Ondernemers kunnen optreden als krachtige pleitbezorgers die beleidsmakers overtuigen van het economische belang van menselijke ontplooiing. Overheden kunnen geïntegreerde diensten op maat aanbieden en stichtingen kunnen innovatieve nieuwe ideeën steunen die door NGO’s in het veld getest worden of het resultaat zijn van academisch onderzoek. Particuliere ondernemingen kunnen innovatie bevorderen en door middel van wereldwijde samenwerkingsverbanden veelbelovende ideeën in verschillende regio’s en wereldwijd opschalen.
Het is onze gezamenlijke verantwoordelijkheid om te garanderen dat onze kinderen de vaardigheden en zorg krijgen om zichzelf te ontplooien. Voldoende investeringen in de eerste levensjaren van een kind stimuleren de economie en zorgen voor een hechtere maatschappij. Het is onze uitdaging iedereen te overtuigen van het strategisch belang van de ontwikkeling van jonge kinderen voor het bouwen van een rechtvaardigere en welvarende wereld, en te garanderen dat kinderen niet langer aan hun lot worden overgelaten in een toekomst die ons ongetwijfeld allemaal voor verrassingen zal stellen.
Referenties kunt u vinden in de PDF versie van de artikel.